De Tweede Kamer heeft de regering in een motie gevraagd om in afwachting van een uitspraak van het Hof van Justitie EU over de publieke toegankelijkheid van gegevens in het UBO-register geen boetes of taakstraffen op te leggen en alleen te handhaven bij significante risico’s voor witwassen of andere strafbare activiteiten. Verder wordt de regering gevraagd de uitspraak van het Hof van Justitie EU onverkort op te volgen.

De minister van Financiën merkt in een brief aan de Tweede Kamer op dat het niet voldoen aan de registratieplicht een overtreding is van de Handelsregisterwet en een economisch delict. Vanwege het grote aantal entiteiten, dat niet aan de registratieplicht heeft voldaan, zal de handhaving zoveel mogelijk op risicobasis plaatsvinden. Dat gebeurt in ieder geval tot de uitspraak van het Hof van Justitie EU is gedaan. Steekproefsgewijze handhaving zal pas daarna plaatsvinden.

De minister van Financiën heeft van meerdere Kamerfracties vragen ontvangen over het UBO-register. De deadline voor het inschrijven van uiteindelijk belanghebbenden van bestaande rechtspersonen is versteken op 27 maart 2022.

De minister ziet het UBO-register als een belangrijk middel in de strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering. Volgens de minister is bij de implementatie van de Europese richtlijn, die tot invoering van het UBO-register verplicht, veel aandacht uitgegaan naar de privacyaspecten. Het UBO-register kan door het publiek niet op persoonsgegevens doorzocht worden. UBO’s wordt inzicht geboden in het aantal raadplegingen van hun gegevens. Er komt een verbeterde identificatie van raadplegers. Aan het Hof van Justitie EU zijn prejudiciële vragen gesteld over het UBO-register door een Luxemburgse rechter. De Advocaat-Generaal (A-G) bij het Hof van Justitie EU concludeert dat raadplegers door de beheerder van het register geregistreerd moeten worden. In noodzakelijke gevallen moeten de identiteitsgegevens van de raadplegers aan de UBO verstrekt kunnen worden. De richtlijn verplicht nu niet tot de registratie van de raadplegers. Hoewel in de Nederlandse wet is geregeld dat informatie over raadplegingen op verzoek verstrekt kan worden aan UBO’s, vallen de identiteitsgegevens van de raadplegers daar niet onder.

De minister is niet van plan om op basis van de conclusie van de A-G actie te ondernemen. Evenmin is zij van plan om de termijn, waarbinnen gegevens over UBO’s moeten worden geregistreerd, voor bestaande rechtspersonen te verlengen. Ook komt er geen handhavingsmoratorium, waarbij voorlopig geen boetes of taakstraffen worden opgelegd in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen over het UBO-register door het Hof van Justitie EU. Wel zal de handhaving zich richten op juridische entiteiten met hogere witwasrisico’s. Entiteiten, waar handhaving voorgenomen is, ontvangen eerst een laatste waarschuwing van het Bureau Economische Handhaving om alsnog opgave te doen van hun UBO's.

Per 1 maart 2022 zijn van 34% van de juridische entiteiten die daartoe verplicht zijn de UBO’s ingeschreven. Van de juridische entiteiten, die voor 27 september 2020 al bestonden en die tot 27 maart 2022 de tijd hebben om hun UBO’s te registreren, heeft op 1 maart circa 26% de UBO’s geregistreerd.

Het besluit tot wijziging van het Handelsregisterbesluit, waarmee de woonadresgegevens van natuurlijke personen worden afgeschermd in het handelsregister, is in het Staatsblad geplaatst. Het besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. De aanleiding voor de beslissing om woonadresgegevens standaard af te schermen is de wens om burgers en ondernemers beter te beschermen tegen ongewenste telemarketing of misbruik door derden. Het besluit geeft invulling aan een met algemene stemmen door de Tweede Kamer aangenomen om de woonadressen van eigenaren van eenmanszaken, van maten in maatschappen en van vennoten in vof’s en cv’s standaard af te schermen.

Op 1 juli 2021 treedt de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (Wbtr) in werking. De wet is bedoeld ter verbetering van de kwaliteit van het bestuur en het toezicht op bestuur van stichtingen en verenigingen. De wet heeft ook gevolgen voor andere rechtspersonen, zoals coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen. De Wbtr bevat regelingen met betrekking tot toezicht, tegenstrijdig belang, aansprakelijkheid, ontslag van bestuurders en commissarissen, meervoudig stemrecht en belet en ontstentenis. De wet bepaalt uitdrukkelijk dat bestuurders bij de vervulling van hun taak handelen in het belang van de vereniging of stichting.

Toezicht

Voor alle rechtspersonen voorziet de Wbtr in de mogelijkheid om een raad van commissarissen of toezicht of een one-tier board in te stellen. Een one-tier board bestaat uit uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders. De niet-uitvoerende bestuurders zijn belast met het houden van toezicht op de uitvoerende bestuurders. Een afzonderlijk toezichthoudend orgaan ontbreekt bij de instelling van een one-tier board.

Tegenstrijdig belang

De bv en de nv kenden al een regeling voor een tegenstrijdig belang tussen bestuurder en rechtspersoon. De Wbtr voert een dergelijke regeling in voor andere rechtspersonen. Een bestuurder of commissaris die een persoonlijk belang heeft bij een te nemen besluit dat tegenstrijdig is aan het belang van de rechtspersoon is uitgesloten van de besluitvorming. Als door de aanwezigheid van een tegenstrijdig belang geen besluit genomen kan worden, kan een ander orgaan van de rechtspersoon, bijvoorbeeld de raad van commissarissen of de algemene vergadering, aangewezen worden om het besluit te nemen. Is dat niet mogelijk, dan dient het besluit genomen te worden onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen.

Aansprakelijkheid

De Wbtr bepaalt dat de bestuurders van stichtingen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen aansprakelijk zijn in geval van faillissement door onbehoorlijke taakvervulling. Deze aansprakelijkheid was tot de invoering van de Wbtr beperkt tot vennootschapsbelastingplichtige stichtingen en verenigingen en formele verenigingen. Het bewijsvermoeden geldt niet voor informele verenigingen en stichtingen.

Ontslag bestuurders en commissarissen

De rechtbank kan op verzoek van een belanghebbende of het OM een bestuurder of commissaris van een stichting of vereniging ontslaan wegens handelen in strijd met de wet of de statuten, het voeren van wanbeheer of het niet voldoen aan een bevel om inzicht te geven in de organisatie en financiën van een stichting. Met de invoering van de Wbtr kan de rechtbank een bestuurder of commissaris ontslaan op grond van taakverwaarlozing, een ingrijpende wijziging van omstandigheden of om andere gewichtige redenen.

Meervoudig stemrecht

De Wbtr bevat een regeling voor meervoudig stemrecht. Deze regeling bestond al voor de nv en de bv. De statuten kunnen bepalen dat aan een bestuurder of commissaris meer dan één stem wordt toegekend in de vergadering. Deze bestuurder of commissaris kan echter niet meer stemmen uitbrengen dan de andere bestuursleden of commissarissen gezamenlijk. Mocht in de huidige statuten zijn geregeld dat één bestuurder of commissaris méér stemmen kan uitbrengen dan de anderen, dan is deze afwijkende regeling nog maximaal vijf jaar geldig, maar niet langer dan tot het moment van de eerstvolgende statutenwijziging.

Belet en ontstentenis

De statuten van verenigingen of stichtingen moeten een regeling voor belet of ontstentenis van bestuurders of commissarissen bevatten. In die regeling staat hoe wordt omgegaan met situaties waarin er tijdelijk geen bestuurslid of toezichthouder is. De regeling geldt ook als een bestuurszetel vacant is. In de statuten kan een tijdelijke bestuurder of commissaris worden aangewezen. Als de statuten nu nog geen regeling voor belet of ontstentenis bevatten, dient deze bij de eerstvolgende statutenwijziging te worden ingevoegd. De vereniging of stichting is niet verplicht de statuten direct na de invoering van de Wbtr te wijzigen.

Afwijkende statuten

Bepalingen in de statuten, die niet in lijn zijn met de Wbtr, worden na de invoering van de Wbtr als ongeschreven beschouwd en zijn dan niet langer geldig.