De vennootschapsbelasting kent twee tarieven. Het lage tarief is van toepassing over de eerste tariefschijf. Het hoge tarief is verschuldigd over de winst boven de eerste tariefschijf. Per 1 januari 2021 zou het hoge tarief dalen van 25 naar 21,7%. Dat gaat niet door. Het lage vennootschapsbelastingtarief daalt wel van 16,5 naar 15%. De eerste tariefschijf wordt in 2021 verlengd van € 200.000 tot € 245.000 en vervolgens tot € 395.000 in 2022.

Onder voorwaarden kan een groep van vennootschappen voor de vennootschapsbelasting een fiscale eenheid vormen. Voordelen daarvan zijn dat onderlinge transacties onbelast kunnen plaatsvinden en dat slechts één aangifte vennootschapsbelasting hoeft te worden gedaan. Nadelen zijn de hoofdelijke aansprakelijkheid van alle delen van de fiscale eenheid voor vennootschapsbelastingschulden en het slechts eenmaal kunnen benutten van het tariefvoordeel van de eerste schijf. Gezien de verschillen tussen het hoge en het lage tarief kan het aantrekkelijk zijn om een bestaande fiscale eenheid te verbreken.

Wilt u per 1 januari 2021 één of meer vennootschappen uit een bestaande fiscale eenheid halen? Zorg er dan voor dat het verzoek tot ontvoeging uiterlijk op 31 december 2020 is ingediend. Verbreking van de fiscale eenheid per begin van het jaar kan wenselijk zijn als het de bedoeling is om een vennootschap in de loop van 2021 te verkopen.

De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) bedraagt voor investeringen boven € 2.400 tot een bedrag van € 58.238 28% van het investeringsbedrag. Het maximum van de KIA is € 16.307. Het bedrag van de KIA blijft tot een investeringsbedrag van € 107.848 gelijk, om daarna af te nemen. Door uw investeringen slim te plannen kunt u de KIA optimaliseren. De KIA geldt niet voor alle bedrijfsmiddelen, er zijn uitzonderingen. In aanvulling op de KIA heeft u mogelijk recht op energie-investeringsaftrek (EIA) of op milieu-investeringsaftrek (MIA).

Plan de verkoop van bedrijfsmiddelen
Bij de verkoop van bedrijfsmiddelen, waarvoor u eerder KIA hebt gehad, moet u een deel van het genoten voordeel terugbetalen als de verkoop plaatsvindt binnen vijf jaar na het begin van het kalenderjaar van aanschaf. Stel de verkoop zo mogelijk uit tot na het vijfde jaar.

Belastingrente wordt in beginsel berekend wanneer de aanslag inkomsten- of vennootschapsbelasting op of na 1 juli van het volgende jaar wordt opgelegd. Ondernemers kunnen belastingrente voorkomen door vóór 1 mei om een (aanvullende) voorlopige aanslag te verzoeken of vóór 1 april aangifte te doen.

De dga en zijn partner zijn wettelijk verplicht om voor hun werk voor de bv ten minste het hoogste van de volgende bedragen aan salaris te ontvangen:

  • 75% van het salaris uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking;
  • het hoogste salaris van de overige werknemers van de bv;
  • € 46.000.

De bv mag aannemelijk maken dat het salaris lager moet zijn. Er mag rekening worden gehouden met een afwijking ten opzichte van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking van 25%, zolang het loon daardoor niet lager wordt dan € 46.000.

Het gebruikelijk loon geldt voor iedere bv waarin de dga of zijn partner een aanmerkelijk belang heeft en waarvoor hij of zij werkzaamheden verricht.

Dga’s van wie de bv door de coronacrisis met een omzetdaling wordt geconfronteerd, mogen uitgaan van een lager gebruikelijk loon dan volgens de wettelijke regeling. De toegestane verlaging staat in verhouding tot de omzetdaling. De berekening gaat als volgt: (gebruikelijk loon 2020) = (gebruikelijk loon 2019) × (omzet over de eerste vier maanden van 2020) / (omzet over de eerste vier maanden van 2019).

Om gebruik te kunnen maken van deze goedkeuring mag het lagere gebruikelijk loon niet gecompenseerd worden door een oplopende rekening-courantschuld aan de bv of door een dividenduitkering. Wanneer de dga feitelijk meer loon heeft genoten dan volgens de berekening is toegestaan geldt dat hogere loon. De goedkeuring geldt niet voor zover de omzet in 2019 of 2020 beïnvloed is door andere bijzondere oorzaken dan de coronacrisis

Het tarief voor dividenduitkeringen aan dga’s bedraagt in 2020 26,25% en in 2021 26,9%. De tariefstijging hangt samen met de verlaging van de tarieven in de vennootschapsbelasting voor de winsten van de bv. De tariefstijging kan een aanleiding zijn om nog dit jaar een dividenduitkering te doen, bijvoorbeeld om een schuld aan de bv af te lossen. De dividenduitkering kan wel leiden tot een hogere belasting in box 3.

Denk wel aan het verbod op dividenduitkeringen voor bedrijven die NOW hebben ontvangen!

Bij de aangifte over het laatste kwartaal van 2020 moet u btw afdragen over het privégebruik van zaken die tot de onderneming behoren. Voor het privégebruik van de auto kunt u gebruikmaken van een forfaitaire regeling. U draagt bij de aangifte over het laatste tijdvak van het jaar 2,7% van de catalogusprijs van de auto af. In plaats van de forfaitaire regeling kunt u btw betalen over het werkelijke privégebruik. Dit kan voordeliger zijn. Voor een auto die inclusief het jaar van ingebruikname vijf jaar in de onderneming is gebruikt, geldt een forfait van 1,5%. Heeft u bij de aankoop van de auto geen btw in aftrek gebracht, dan mag u voor de berekening van het privégebruik altijd uitgaan van het lagere forfait.

Ondernemers, die hun btw-aangifte over 2020 willen corrigeren of die een balanspost btw willen aangeven, kunnen berekening van belastingrente voorkomen door dit vóór 1 april 2021 te doen. Voor een suppletieaangifte moet een speciaal formulier worden gebruikt. Bedragen van minder dan € 1.000 kunnen in de eerstvolgende reguliere aangifte omzetbelasting worden verwerkt.

De btw op bedrijfsmiddelen komt in aftrek naar gelang van de mate waarin u de bedrijfsmiddelen voor btw-belaste prestaties gebruikt. Heeft u de btw op bedrijfsmiddelen in het verleden geheel of gedeeltelijk in aftrek gebracht, dan moet de aftrek worden herzien als de mate van gebruik voor belaste prestaties is veranderd. Voor onroerende zaken is de herzieningstermijn negen jaar, volgend op het jaar waarin u de zaak bent gaan gebruiken. Voor roerende zaken, waarop wordt afgeschreven, bedraagt de herzieningstermijn vier jaar volgend op het jaar van ingebruikname. De herziening verwerkt u in de laatste aangifte van het jaar.

Bij uw overlijden gaat uw vermogen naar uw erfgenamen. De erfgenamen moeten over hun aandeel in de nalatenschap erfbelasting betalen. Heeft u geen testament, dan geldt het wettelijk erfrecht. Dat komt erop neer dat uw echtgenoot en de kinderen voor gelijke delen erven, waarbij het vruchtgebruik van de kindsdelen naar uw echtgenoot gaat. De kinderen krijgen een vordering op uw echtgenoot. Voor de echtgenoot geldt een hoge vrijstelling. De vrijstelling voor de kinderen is beperkt. De wettelijke regeling kan goed uitpakken, maar een goed testament kan helpen om bij overlijden belasting te besparen. Soms wordt gekozen voor het verschuiven van erfbelasting in plaats van besparen van erfbelasting. Een mogelijke reden hiervoor is dat het geld vastzit, bijvoorbeeld in een huis of in beleggingen. Het kan fiscaal gunstig zijn om ook de kleinkinderen te laten erven, bijvoorbeeld door voor hen legaten op te nemen in het testament. Een kleinkind kan van zijn grootouders een bedrag van € 20.946 belastingvrij erven.

Gebruik de schenkingsvrijstellingen

Door tijdens uw leven (een deel van) uw vermogen over te dragen aan uw kinderen kan de heffing van erfbelasting worden beperkt. Naast een jaarlijkse vrijstelling voor een schenking van ouders aan een kind van € 5.515 bestaat er voor kinderen tussen 18 en 40 jaar een verhoogde vrijstelling van € 26.457. Schenkingen aan kleinkinderen en anderen zijn vrijgesteld tot een bedrag van € 2.208.

Schenkingsvrijstelling eigen woning

De vrijstelling voor schenkingen die verband houden met de financiering van een eigen woning is verruimd tot een bedrag van € 103.643. Om van deze vrijstelling gebruik te maken hoeft er geen familierelatie tussen schenker en verkrijger te zijn. De verkrijger moet tussen 18 en 40 jaar oud zijn. Het bedrag van € 103.643 wordt verminderd met eerder toegepaste verhoogde vrijstellingen, voor zover het gaat om schenkingen van ouders aan kinderen voor de eigen woning of de studie.

Schulden komen in mindering op het vermogen in box 3. Dat geldt echter niet voor belastingschulden. Alleen erfbelastingschulden kunnen als schuld in box 3 worden opgevoerd. U kunt de belastingheffing in box 3 beperken door uw belastingschulden voor de jaarwisseling te betalen. Als u verwacht dat u belasting moet (bij)betalen, is het raadzaam om de Belastingdienst te vragen om een voorlopige aanslag of om een aangifte in te dienen en de aanslag voor de peildatum te betalen. Heeft u het verzoek uiterlijk acht weken voor het einde van het jaar gedaan, maar heeft de Belastingdienst nog niet of te laat gereageerd op het verzoek, dan mag u het nog niet betaalde bedrag wel als schuld in box 3 aanmerken.

Maak gebruik van de vrijstellingen

Er bestaan diverse vrijstellingen in box 3, bijvoorbeeld voor voorwerpen van kunst en wetenschap en voor groene beleggingen. Het kan aantrekkelijk zijn om belast vermogen (tijdelijk) om te zetten in vrijgesteld vermogen. Belegt u groen, dan bespaart u niet alleen belasting in box 3, maar profiteert u ook van een extra heffingskorting in box 1 van 0,7% van de waarde van de vrijgestelde beleggingen. Voor groene beleggingen geldt een vrijstelling van maximaal € 59.477 per persoon (€ 118.974 voor fiscale partners).